Tekst Jack Meijers, september 2010
Laurien Dumbar tast de grenzen tussen twee- en driedimensionaal af in onderzoek naar beeld en afbeelding.
Drie keer per dag een gum kopen bij de Wibra, omdat het daar zo lekker warm was? Schilderen in skipakken? Je moet het hebben meegemaakt, om het te bevatten. Laurien Dumbar (1967, Den Haag) herinnert zich de genadeloze romantiek van koude, ongestookte ateliers uit het begin van haar carrière. ‘Vanaf het tweede jaar had de academie amper werkruimte beschikbaar. Eind jaren tachtig vertrouwden ze bij de Willem de Kooning op de zelfredzaamheid van de krakersgeneratie. Want daar kwam het in essentie op neer: dat je een pand kraakte. Dumbar was een van de initatiefnemers van de Stichting B.a.d die leegstaande ruimtes als atelierruimte ging beheren. Meer dan twintig jaar later regelt B.a.d nog altijd tijdelijke en permanente locaties voor binnen- en buitenlandse kunstenaars. Dumbar: ‘We organiseren tentoonstellingen en kunstmanifestaties. Los van het bestaande museum- en galeriecircuit proberen we een dynamisch creatief netwerk te onderhouden.’ In een oud – en verwarmd - schoolgebouw in de Rotterdamse wijk Charlois heeft Dumbar haar atelier ingericht. De nieuwe acryldoeken in zwart-wit aan de wand, lijken verre familie van haar vroege, geometrische voorstellingen in kleur. ‘En toch hebben de oude schilderijen zich in één rechte lijn ontwikkeld tot wat ze nu zijn. Het gaat nog altijd over landschappelijkheid, over perspectief en ruimtelijkheid.’
Op de academie werd Dumbar zich bewust van haar analytische benadering van het schilderproces. ‘Ik heb nog even getwijfeld of ik niet beter kon gaan beeldhouwen. Een sculpturale benadering van het schilderen is altijd gebleven. Discussie over een likje meer groen of rood waren niet aan mij besteed. Om duidelijkheid voor mezelf te scheppen, werkte ik aanvankelijk met vier kleuren: okergeel, rood, marineblauw en olijfgroen. Daarmee wilde ik alle lagen van de schilderkunst afpellen.’ Dumbar verdiepte zich in ruimtelijke voorstellingen waarin het schilderkunstige element als object fungeert. ‘Alle schilderkunstige onderdelen stonden als reeksen of in een perspectivische ruimte opgesteld. De doeken waren een onderzoek naar ruimtelijkheid en het doek zelf, de drager, veranderde op een gegeven moment in een soort (afgebeelde) kast. Ik wilde er achter komen hoe je geïsoleerde schilderkunstige elementen kon combineren tot een nieuw schilderij in een nieuwe ruimte.’
Ruimtelijke verkenningen
Nog altijd tast Dumbar de grenzen tussen twee- en driedimensionaal af in onderzoek naar beeld en afbeelding. ‘Hoe ziet een verfstreek er uit, als je die als los ding beschouwt? Ik maakte verfstreken van gips, die ik uitknipte en daarna fotografeerde.’ Die analytische omdraaiing van dimensies en het werken met modellen uit klei, gips en papier leidde tot een vorm van beeldhouwen op mini-schaal. De vraag of de voorstellingen abstract of figuratief zijn, is niet eenduidig te beantwoorden. Dumbar toont een aantal Barbapappa-achtige mini-sculpturen. ‘Wat moet je toevoegen om een vorm een identiteit, een karakter te verlenen? Wanneer verandert een blobachtige vorm in een olifant?’ De driedimensionale studies vormden de opmaat tot een reeks kleine schilderijen waarin Dumbar experimenteert met de werking van een picturaal element. ‘Veel mensen zien er een olifant met pruik in. Het is interessant om te zien hoe kleur en herkenbaarheid drempelverlagend werken. Ik merk dat de meeste mensen minder snel toegang hebben tot formeel, abstract werk waarin alle sporen van de werkelijkheid zijn uitgewist. De meeste mensen willen een betekenis vinden, hoe verborgen die ook is. Wanneer ik mijn kleine schilderijen in reeksen ophang, gaat menigeen op zoek naar een systeem, naar iets wat de vormen bindt of juist scheidt.’
De schetsmatige zwart-wit tekeningen die Dumbar als ‘ecriture automatique’ tussendoor maakt, vormen de associatieve neerslag van haar ruimtelijke verkenningen. ‘Het zijn ongebonden opstapelingen van twee- en driedimensionale vormen.’ Inmiddels werkt ze ook op groot formaat al meer dan een jaar lang in zwart-wit. ‘Aanvankelijk bedoeld als een tussenstap om mijn palet te minimaliseren, vind ik er nu een fascinerende essentie in terug.’ Op tafel liggen opzetten waarvoor Dumbar uitgesmeerde klei gebruikte. De klei is zo dun, dat het haast verf wordt. Het blijken voorstudies voor de grote acryldoeken in zwart-wit. ‘Ik fotografeer mijn geroer en gekras in klei. Ik maak er zwart-wit printjes van, daar baseer ik vervolgens mijn grote doeken op. Je kunt het omslachtig noemen, maar voor mij is dat studieuze voortraject onontbeerlijk.’
Dumbars grote zwart-wit schilderijen hebben iets van abstracte, geïmproviseerde affiches zonder letters, maar met afbeeldingen van verf.
Zodra de verf op het doek wordt aangebracht, krijgt hij betekenis. Maar welke betekenis? “Ik gebruik twee soorten beelden over elkaar heen en kijk wanneer ze elkaar raken, een relatie met elkaar aangaan. “
Eerst zorgt ze voor een laag effen zwart. Met een dikke stok smeert ze witte acrylverf in één beweging op het doek. Een spoor in verf. Maar ook: “verf zonder dat er mee geschilderd is”. Daar projecteert ze een foto overheen van eenzelfde schildersgebaar. Met tape en potlood brengt ze de afbeelding aan op het doek terwijl ze met een mesje de uitgespaarde vormen wegpeutert. Acrylverf geeft me het gevoel dat ik een schilderijen elkaar zet, in plaats van schilder.
Het is bewerkelijk, maar tijdens het maakproces ontstaat de spanning van het beeld. Dat is mijn sculpturale inslag. Ik heb wel eens fresco’s gemaakt en merkte hoe fascinerend het is om in lagen terug te denken. Alle elementen, inclusief de kleur beschouw ik als bouwstenen voor het beeld. Het is vergelijkbaar met de sensatie toen ik voor het eerst begreep hoe een computer een digitaal beeld opbouwt. Zo’n beeld probeer ik te ontleden, te defragmenteren, om het daarna weer in elkaar te puzzelen. Chaos en orde houden elkaar in balans. Het onverwachte is uitendelijk erg belangrijk. Iedereen heeft een eigen manier om vormen in relatie tot de ruimte te beoordelen.’ Dumbar vertelt over een aangrijpende documentaire die ze onlangs zag. ‘Alexander Calder – bekend van zijn kinetische kunst - was op bezoek in het atelier van Piet Mondriaan. Het leek hem een fantastisch idee wanneer Mondriaans kleurvlakken als een mobile, los van de zwaartekracht, vrij door de ruimte zouden zweven. Mondriaan zelf gruwde van het idee. Volgens mij is dát waar het in dit vak uiteindelijk om gaat: uitvinden hoe je jezelf tot vorm en kleur verhoudt.’ Daarom is Dumbar een groot liefhebber van Philip Guston. ‘Hij heeft een prachtige omtrekkende beweging gemaakt. Na een figuratieve oriëntatie ontwikkelde hij zich tot een abstract kunstenaar om de abstracte elementen daarna weer figuratief en cartoon-achtig in te zetten. Bij Guston komen het lichte, het absurde en de ernst voorbeeldig samen.’
EH&I september 2010